People you love to hate – communicatieprofessional vs journalist

Wie mislukt als journalist kan altijd nog persvoorlieger worden, las ik onlangs op Twitter. Een hele geruststelling voor hen die een overstap overwegen. Populair word je er niet mee, zéker niet onder je voormalige vakbroeders, merkte ik toen ik jaren geleden zelf de stap zette. Toets het woord ‘persvoorlichter’ in op Twitter en je vindt 1) vacatures en 2) vlijmscherpe kritiek op persvoorliegend Nederland. Negen van de tien keer komt deze kritiek van journalisten, de tiende keer van zelf verklaarde luizen in de pels van de maatschappij. Een kleine greep: persvoorlichters en woordvoerders zijn arrogant, vertragen de boel onnodig, zijn per definitie onbereikbaar, willen teveel invloed uitoefenen op het journalistieke product en schenden daarmee de persvrijheid.


Laat bovenstaande even op je inwerken. Het zijn niet de minste beschuldigingen. Arrogant? Ongetwijfeld. Maar niet arroganter dan de gemiddelde journalist. Onbereikbaar? Mogelijk. Of zoals een gewaardeerde vakgenoot eens zei: ‘Ik ben altijd bereikbaar, wat niet wil zeggen dat ik altijd direct mijn telefoon opneem.’ En dan de meest zware kritiek: het schenden van de persvrijheid. Alsof persvoorlichters per definitie gespeend zijn van elke vorm van (media)ethiek. Wie zulke beschuldigingen uit, doet er goed aan zich eens in een ander te verplaatsen.

Om te beginnen zijn persvoorlichters en woordvoerders in dienst zijn van een organisatie of bedrijf. Wij hebben dus per definitie een ander belang dan journalisten. Dat betekent dat wij lang niet altijd alles kunnen vertellen wat we weten. Bijvoorbeeld vanwege embargo´s, beschermen van privacy gevoelige informatie of juridische consequenties. Een ander voorbeeld: persprotocollen, het lezen van artikelen voor publicatie (feitelijke onjuistheden) of het doen van aanvragen voor een interview via de persvoorlichter hebben niets te maken met het inperken van de journalistieke vrijheid. Irritant voor de journalist, ja. Maar voor een persvoorlichter simpelweg een manier om enig overzicht te houden op datgene wat er in de media wordt gezegd. En nee, dat heeft niets te maken met censuur.

Voor het Nederlandse journaille op de achterste benen staat: ook communicatiemensen kunnen zo nu en dan de nodige zelfreflectie gebruiken. Het ach en wee over die ‘slordige en arrogante journalisten’ heeft ook iets pathetisch. Feit is dat de relatie tussen journalist en woordvoerder altijd met de nodige scepsis gepaard gaat. En terecht! Laten we eerlijk zijn, het spanningsveld tussen beide beroepsgroepen maakt de samenwerking alleen maar interessanter. In die zin doet het soms denken aan een aflevering van ‘Wie is de mol?’ Wie is te vertrouwen en wie niet? Om daar achter te komen, moet je toch eerst bereid zijn samen te werken. Deze samenwerking wordt een stuk lastiger als scepsis omslaat in wantrouwen. Puntje bij paaltje hebben we elkaar in veel gevallen gewoon nodig. Het is tijd om elkaar recht in de ogen te kijken en wat wederzijds begrip te kweken. Hoe kan kunnen we de samenwerking vormgeven met behoud van gezonde achterdocht?